Hulpverleners doen wat ze kunnen om Afghaanse alleenstaande minderjarige vluchtelingen te ondersteunen: ‘Ze dragen zorgen die veel te groot zijn voor een tiener’
Gepubliceerd op: 24 augustus 2021
Jaarlijks komen tienduizenden vluchtelingen naar Nederland. Onder hen ook minderjarige vluchtelingen die zonder familie naar Nederland zijn gevlucht. Jeugdformaat heeft 18 opvanglocaties in regio Haaglanden voor deze alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Terwijl zij hier een leven proberen op te bouwen, gebeurt er van alles in hun thuisland, zoals nu in Afghanistan. Hulpverleners vertellen wat de huidige situatie met deze jongeren doet en hoe zij als hulpverleners doen wat ze kunnen om te helpen.
‘Het is een heftige tijd. Ik wil ze zo graag helpen, maar heb het gevoel dat ik niets kan doen.’ Zo beschrijft hulpverlener Mona de situatie in de opvanglocatie voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen waar zij werkt, en waar ook Afghaanse jongeren wonen. Op elke locatie wonen zo’n vier of vijf jongeren. Ambulant hulpverleners en pedagogisch medewerkers begeleiden hen naar zelfstandigheid. De jongeren zijn veelal tussen de 16 en 18 jaar en komen vooral uit Syrië, Eritrea en Afghanistan.
Bewust alleen vluchten
Na een traumatische vlucht doen deze jonge vluchtelingen hun best om hun familie naar Nederland te halen. Ze voelen zich hier erg verantwoordelijk voor. ‘Veel van deze tieners zijn bewust alleen gevlucht, omdat de reis te gevaarlijk en door mensensmokkelaars te duur is voor een hele familie,’ vertelt begeleider Marleen. ‘Maar als alleenstaande vluchteling maken ze de vreselijkste dingen mee. Veel van hen hebben vrienden zien verdrinken. Een van de jongens had zijn jongere zusje mee, maar tijdens een overtocht sloeg ze overboord. Ze kon niet zwemmen en verdronk. Hij heeft dit maandenlang niet aan zijn ouders kunnen vertellen. Hij voelde zich zo schuldig.’
Leven opbouwen
Als de vlucht eenmaal achter de rug is en de jonge vluchtelingen in Nederland zijn, focussen ze behalve op de gezinshereniging ook op het opbouwen van een bestaan: Nederlands leren, een opleiding volgen en een bijbaantje nemen om te integreren en geld te verdienen. De hulpverleners, die fungeren als hun mentor en vertrouwenspersoon, helpen hen hierbij. Zij zijn het grootste deel van de dag aanwezig in huis en zijn altijd telefonisch bereikbaar voor deze jongeren, die buiten deze hulpverlener vaak geen enkel Nederlands netwerk hebben.
Verantwoordelijkheidsgevoel
Juist door dit hoge verantwoordelijkheidsgevoel dat deze tieners ervaren om hun familie een veilige plek in Nederland te bieden, is het voor de Afghaanse jongeren op dit moment ontzettend moeilijk om te zien wat zich in hun land van herkomst afspeelt. Hulpverlener Irene begeleidt twee Afghaanse jongens. Ze vertelt: ‘De jongens zijn vrienden van elkaar. De ene jongen is enorm opgelucht: zijn gezin is net naar Nederland overgeplaatst en zijn overige familie uit Afghanistan was al eerder gevlucht naar Turkije.’
Grote zorgen
‘Maar voor de andere jongen is het een heel ander verhaal. Zijn ouders zijn overleden toen hij drie was en hij heeft altijd bij zijn oom en tante gewoond. Die zijn nu spoorloos, hij kan geen contact met hen krijgen. Hij heeft een neefje over wie hij zich grote zorgen maakt. ‘Als we hem niet hierheen kunnen halen, dan moet ik daarheen’, zegt hij. Hij heeft zelf trauma’s van zijn vlucht en wil niet dat zijn jonge neefje straks hetzelfde moet meemaken. We hebben samen hulporganisaties benaderd om te vragen of ze iets voor hem kunnen doen. Maar bijna alle hulporganisaties zijn daar nu gesloten of vertrokken. Hij slaapt heel slecht en is er de hele dag mee bezig. Via Facebook heeft hij contact met zijn neefje. Hij voelt zich zo verantwoordelijk. Maar hij is ook pas 16. Hij doet wat hij kan, en ik help mee, maar we staan met onze rug tegen de muur.’
‘Het komt niet goed’
Pedagogisch medewerker Mona herkent deze machteloosheid. Bij haar op de opvanglocatie wonen ook twee Afghaanse jongens. ‘We kijken samen naar het nieuws en praten erover. Het is zo moeilijk om de jongens zo te zien. Een van hen is hier pas twee maanden en zijn familie is nog daar. Hij eet niet, hij slaapt niet en hij heeft over zijn hele lichaam fysieke pijn. We hebben via de huisarts nu medicatie voor hem geregeld, en een psycholoog. We zouden natuurlijk veel liever de situatie voor hem oplossen, maar dat kan gewoon niet. ‘Als er iets met mijn familie gebeurt, dan heeft het leven voor mij geen zin meer,’ zei hij laatst. Daar schrok ik zo van. Ik wist niet wat ik moest zeggen. ‘Het komt goed,’ zei ik. ‘Hoe moet het goedkomen Mona? Het komt niet goed!’ zei hij. Toch probeer ik ze hoop te geven. En te doen wat ik wel kan doen: lekker voor ze koken, hun verhalen aanhoren, psychische en medische hulp regelen. En ik zie of bel ze elke dag. Met video, want dan kan ik aan hun ogen zien hoe ze eraan toe zijn.’
Warme zorg
Ook hulpverlener Cindy kan hier over meepraten. Ze is emotioneel als ze erover vertelt. ‘Ik zie hoeveel pijn het ze doet. Een van de jongens hier heeft een tienerzusje. Hij slaapt al dagen niet: van zijn vader hoorde hij dat elk gezin één meisje boven de 12 jaar moet leveren aan de Taliban. Om dat vanaf hier te horen, maar niets te kunnen doen, is zo heftig. Je zou haar toch zelf willen gaan ophalen?! Maar dat kan niet. Op dit moment is het: extra warme zorg bieden, een luisterend oor zijn, met ze praten. En dit weekend heb ik een barbecue voor ze georganiseerd. Zodat ze even hun zorgen konden vergeten. En zodat ze voelen dat ze hier ook een warm netwerk hebben, en dat wij-gevoel ervaren, want ze voelen zich zo alleen. Ze dragen zorgen die veel te groot zijn voor een tiener.’
In verband met de privacy van deze jongeren vermelden we hun namen niet in dit artikel.