Nieuwe Jeugdwet en 18-plussers
Gepubliceerd op: 24 november 2016
De nieuwe Jeugdwet stopt formeel bij achttien jaar. Acht gemeenten gaven aan er wel en 118 gemeenten zeiden daar 'niet klaar voor' te zijn. Bas Timman (Voorzitter van de Raad van Bestuur) schreef hierover:
Recentelijk las ik de uitkomsten van een poll onder gemeenten met de vraag of zij klaar zijn voor de hulp aan 18-plussers. De nieuwe Jeugdwet stopt namelijk formeel bij achttien jaar. Acht gemeenten gaven aan er wel en 118 gemeenten zeiden daar 'niet klaar voor' te zijn. Tweehonderdzestig andere gemeenten hadden niet gereageerd, maar het antwoord laat zich moeilijk raden.
Het is toch wonderlijk dat in ons hoogontwikkelde land bij elke invoering van een nieuwe Jeugdwet voorbij wordt gegaan aan dit vraagstuk. Al bij de invoering van de Wet op de jeugdhulpverlening en de Wet op de jeugdzorg werd van alle kanten gewaarschuwd dat veel jongeren rond de achttien jaar in een kwetsbare levensfase zitten. Ze zijn kwetsbaar omdat ze op meerdere levensterreinen nog niet hun draai hebben gevonden. Of het nu gaat om vroegtijdig schoolverlaten, schulden hebben bij een telefoonprovider of niet terug kunnen vallen op een stabiele thuissituatie.
Volgens de gemeenten zelf gaat het om circa vijftien procent van alle jongeren. Dit zou betekenen dat we het hier over zo’n tweehonderdduizend jongeren hebben die met onvoldoende steun de weg naar volwassenheid moeten vinden. Kortom, de getallen liegen niet en de gemeenten zijn nog aan het uitzoeken hoe ze met 18-plussers om moeten gaan.
Onze dagelijkse praktijk laat zien dat 18-plus niet een beleidsvraagstuk is maar een harde realiteit waar hulpverleners en pleegouders van Jeugdformaat dagelijks mee worstelen. Neem nou kinderen die opgroeien en volwassen worden in een pleeggezin. Jesse bijvoorbeeld, is na een onveilige en instabiele thuissituatie al op jonge leeftijd in een pleeggezin geplaatst. Zijn pleegouders hebben zich jarenlang met hart en ziel ingezet om hem een zo normaal mogelijke jeugd te geven. Helemaal passend in de geest van de nieuwe Jeugdwet. Zowel Jesse als de pleegouders hebben ´op eigen kracht´en door regie te nemen gezorgd voor een gezonde opvoedsituatie. Jesse is straks zeventien jaar, zit in het laatste jaar van de middelbare school en is nog aan het aan het nadenken over een vervolgopleiding. Net als de meeste kinderen van die leeftijd ziet hij het nog niet zitten om op kamers te gaan wonen. Ook zijn klasgenoten zijn daar helemaal nog niet mee bezig. De gemiddelde leeftijd waarop kinderen in Nederland zelfstandig gaan wonen, is drieëntwintig jaar.
"De gemeenten geven aan dat ze nog ’niet klaar’ zijn met het beleid met betrekking tot 18-plussers."
Op een goede dag komt een medewerker van het gemeentelijke jeugdteam langs bij het pleeggezin. Zowel Jesse als de pleegouders krijgen de empathische vraag ´of er nog sprake is van een voorgezette hulpvraag bij Jesse´. Na enig aandringen moeten zowel Jesse als de pleegouders bekennen dat het goed gaat op school en in het pleeggezin. Maar Jesse heeft nog wel veel vragen over zijn toekomst. Welke opleiding hij moet gaan volgen? Hoe gaat hij zijn studie financieren? Wanneer wil hij op kamers gaan wonen?
Kortom, Jesse heeft, evenals al zijn leeftijdsgenoten, veel vragen over zijn toekomst, maar hij heeft geen ´hulpvragen´ meer. De medewerker van het jeugdteam kan dan ook niet anders constateren dat Jesse niet onder de voorwaarden valt om voortgezette Jeugdhulp te krijgen tot zijn drieëntwintigste jaar. Zijn pleegouders zijn formeel ´klaar´en de pleegvergoeding kan worden beëindigd.
'Het zal wel om geld gaan'
Jesse en zijn pleegouders zijn niet de enigen die met grote zorgen het achttiende levensjaar tegemoet zien. Het is uitermate wrang dat juist pleegouders met dergelijke zorgen opgezadeld worden. Het voelt voorhen in de eerste plaats alsof het kind aan zijn lot wordt overgelaten, terwijl zij het jarenlang een stabiel leven hebben geboden. 'Het zal wel om geld gaan´, hoor ik je denken. Niets is minder waar. Door de onbetaalde inspanning en inzet van pleegouders worden jaarlijks duizenden plaatsingen in voorzieningen voorkomen. De miljoenen aan besparingen zouden we zo op een bierviltje kunnen uitrekenen.
Kunnen wij jongeren met eenhulpverleningsverleden zoals Jesse kwalijk nemen dat zij geen zin meer hebben om hun toekomstplannen te herformuleren in een hulpvraag omdat zij nog een tijdje bij het pleeggezin willen blijven? De gemeenten geven aan dat ze nog ´niet klaar´ zijn met het beleid met betrekking tot 18-plussers. Zij zoeken nog naar oplossingen in andere wetten zoals de aansluiting met de Wet maatschappelijke ondersteuning. Maar is er niet een veel eenvoudigere oplossing denkbaar?
Als we het dan toch over geld hebben, een verblijf in een pleegezin is jaarlijks tienduizenden euro’s goedkoper dan plaatsing in een verblijfsvoorziening. Is het dan een vreemd idee dat pleegouders jaarlijks 25 procent van deze besparing tot hun beschikking krijgen om te sparen zodat ze de verzorgingskosten kunnen betalen als hun pleegkind achttien jaar wordt?
Dit is een oplossing die mijns inziens naadloos aansluit bij het idee van ´eigen kracht en regie´ zoals dat in de Jeugdwet is geformuleerd.Daarnaast zal het gemeenten ook nog geld en tijd besparen. Ze hoeven dan immers niet bij elk pleegkind van achttien jaar te bepalen of er nog sprake is van een hulpvraag.
Deze column verscheen eerder in Jeugdformaat Magazine #26