Gezinshuisouder Carla: ‘In dertig jaar hebben ruim 50 kinderen bij mij gewoond’
Gepubliceerd op: 03 maart 2021
Bijna dertig jaar geleden verwelkomde Carla Hamers haar eerste pleegkind via Jeugdformaat. Daarna werd ze gezinshuisouder. Nu is ze met pensioen en vertelt ze haar verhaal. Ook neemt ze je graag mee in 5 dingen die zij heeft zien veranderen in haar tijd bij Jeugdformaat.
Tuin vol kinderen
‘Mijn eerste pleegkinderen kwamen in 1993. Ik had drie kinderen, kwam zelf uit een groot gezin en wilde mijn huis graag openstellen. Het beviel goed, en voor ik het wist zat ik ‘s ochtends met 11 kinderen aan de ontbijttafel. In 2005 vroeg Jeugdformaat of ik gezinshuisouder wilde worden. Dat deed ik graag. Ik verhuisde naar een pand van Jeugdformaat: twee rijtjeshuizen met de muur ertussenuit gebroken. In totaal hebben ruim 50 kinderen bij mij gewoond, sommigen jarenlang en anderen voor vier weken. Het was niet altijd rozengeur en maneschijn, maar ik heb er geen seconde spijt van gehad. Die zomers met mijn tuin vol spelende kinderen zijn een gouden herinnering.
Een wel heel grote broer
Mijn eigen kinderen bleven lang thuis wonen, tot dat ze jongvolwassen waren. Ze hadden een goede band met de pleegkinderen, daar heb ik ook mooie herinneringen aan. Een keer had een jong pleegkind een vriendje bij zich. Dat vriendje zag mijn veel oudere zoon en vroeg: ‘Is dat je vader?’ Ons pleegkind antwoordde: ‘Nee joh, dat is gewoon mijn broer’. Vol verbazing keek het vriendje naar die heel-veel-oudere broer: ‘Wow, ik wist niet dat er vaderbroers bestonden!’ Met sommige pleegkinderen heb ik nu nog contact, en ik volg ze op Facebook, dat vind ik ontzettend leuk. Maar het is ook fijn om nu met pensioen te zijn: nu ga ik volop genieten van mijn kleinkinderen.
In mijn dertig jaar als pleegmoeder en gezinshuisouder bij Jeugdformaat heb ik aardig wat zien veranderen. Ik noem er vijf:
- Uithuisplaatsing
Vroeger werden kinderen veel sneller en makkelijk uit huis geplaatst. Toen zelfs nog in internaten en kindertehuizen, of bij een pleeggezin. Nu is uithuisplaatsing een laatste middel in een hulptraject, en gebeurt het alleen als het voor het kind écht beter is om (tijdelijk) ergens anders te wonen. - Aandacht voor systeem
Als een kind dan toch uit huis geplaatst wordt, is er bij Jeugdformaat nu veel meer oog voor het netwerk van het kind dan vroeger. Er wordt nu ook geïnvesteerd in hulp thuis, aan ouders of andere betrokkenen. Ik vind dat zo goed! - Zwaardere problematiek
De problematiek van de kinderen is door deze verschuiving wel veranderd. Als gezinshuisouder krijg je steeds vaker kinderen die veel hebben meegemaakt. Als je hier niet voor opgeleid bent, kan dat een uitdaging zijn. - Financiële plaatje
Een lastige verandering vind ik de financiële verschuiving binnen de jeugdzorg. Eerst kregen jeugdzorgorganisaties een vast geldbedrag en mochten wij als medewerkers grotendeels zelf bepalen waar dat goed terecht kwam. Nu moeten we de hulp eerst kunnen verantwoorden aan de gemeente voordat we geld krijgen. - Opleiding vereist
De screening van gezinshuisouders is anders dan vroeger. Toen ging het puur om liefdadigheid, je huis openstellen, een soort pleegouder-plus. Nu is minimaal één van de twee gezinshuisouders professional in de jeugdhulp. Ik begrijp dat wel: de problematiek is nu soms complexer dan vroeger, dus het is fijn als een van de ouders hier goed voor opgeleid is.
De vijftien jaar als pleegouder en daarna de vijftien jaar als gezinshuisouder vond ik zo’n enorme verrijking van mijn leven. Het was een onwijs fijne baan, al was het soms zwaar. De kinderen hebben vaak aardig wat meegemaakt, maar het is zo mooi om er juist dan voor hen te kunnen zijn. Ik had het nooit willen missen.’